Jane Graverol. Surrealisme met een vrouwelike toets

JANE GRAVEROL (Elsene, 1905 – Fontainebleau,1984)

Het werk en het leven van Jane Graverol zijn nauw verbonden met de opkomst van het surrealisme na 1945. De kunstenares ontmoette haar tijdgenoot René Magritte in 1949. Ze vond aansluiting bij schrijvers als Marcel Lecomte, Paul Nougé en Louis Scutenaire, die meteen haar eerste critici waren. Samen met Marcel Mariën stichtte ze het tijdschrift Les Lèvres nues. In Verviers ontfermde zich, samen met André Blavier, over de beweging en het tijdschrift Temps mêlés.
In haar schilderijen die een droomwereld tonen, hanteerde Jane Graverol een onirische benadering van het surrealisme. En dat in tegenstelling tot Magritte - met wie ze wel een voorkeur voor een gladde schildertechniek deelde - die zijn doeken een conceptuele dimensie meegaf om de gangbare denkpatronen overhoop te halen. We zouden haar echter onrecht aandoen, mochten we Jane Graverol herleiden tot die vrouwelijke versie van het Belgisch surrealisme, waarvan ze nochtans de vertegenwoordigster is.

Als dochter van de symbolistische schilder Alexandre Graverol, leerde ze schilderen aan de Academie voor Schone Kunsten van Brussel. Daar volgde ze les bij Jean Delville en Constant Montald. Vanaf het midden van de jaren 1920 en in de jaren 1930 maakte Jane Graverol carrière als kunstenares. Dat was nog vóór ze de surrealisten ontmoette. De (zelf) portretten van haar hand, werden geschilderd in een traditie die de stempel van het symbolisme droeg. Later, in de jaren 1960 en 1970 (toen het surrealisme aan kracht inboette), ging ze zich toeleggen op kunstige collages rond sociale thema’s als geweld en oorlog. Uit diezelfde periode stammen haar schilderijen waarin ze aandacht besteedde aan de dieren- en plantenwereld en aan het
onooglijk kleine. Daarmee maakte ze composities die een sfeer van bevreemdende onrust uitademen.

Files to download

Fichier